Lachen, huilen, schoppen, strelen
Kopen, huren, stelen, lenen
Voelen, proeven, ruiken, zien
Denken, denken, denken, denken
Waarom, wie, hoe,waardoor
Doorgaan, stilstaan, lopen, slenteren
Bellen, mailen, surfen, praten
Voelen, voelen, voelen, voelen
Vragen, verwonderen, pijn, leeg
Staren, dromen, slapen, fantaseren
Werken, slapen, sporten, feesten
Leven, leven, leven, leven